© Daniel Tanuro | 05/04/2018
Is het instorten of de ‘collapse’ van de menselijke maatschappij onvermijdelijk? Een kritiek op de “theorie van de ondergang”: niet treurige berusting maar strijd staat op de dagorde.‘Hoe alles kan instorten’ (Comment tout peut s’effondrer), zo luidt de titel van een boek dat in 2015 verscheen. De schrijvers, Pablo Servigne en Raphaël Stevens, hernemen hierin de stelling van de ‘collaps’ of het instorten van maatschappijen, gepopulariseerd door de succesvolle schrijver Jared Diamond.
De auteurs beweren zich te beperken tot het vaststellen van de onvermijdelijke ineenstorting op basis van de diagnose door de wetenschap en hebben hiervoor het woord “collapsologie” uitgevonden, de wetenschap van de ecologische catastrofe die het instorten van de menselijke maatschappij met zich meebrengt. De term kende een zeker succes in zover dat de Franse krant Le Monde in haar editie van 14 januari 2018 sprak over het ontstaan van ”een nieuwe interdisciplinaire wetenschap” … en Pablo Servigne kreeg veel aandacht in de media voor zijn analyse.
Om er meer over te weten en een open discussie met de “collapsologen” en de “collapsologie” aan te gaan, vroeg het Zwitserse blad Moins! (blad gewijd aan de politieke ecologie in Franstalig Zwitserland) aan Daniel Tanuro hieraan een bijdrage te leveren omdat hij bij het verschijnen van het boek een kritische commentaar had geleverd. (1) In de hierna volgende tekst (gepubliceerd in akkoord van de redactie van “Moins!”) gaat hij dieper in op het debat.
De “collapsologie” en het ecosocialisme hebben een aantal punten gemeen maar er zijn ook grote meningsverschillen. We hopen met de discussie die meningsverschillen op te lossen of desnoods opheldering te bekomen. Het is in die geest dat we deze bijdrage schrijven. Over een belangrijk punt zijn we het eens: we hebben hier niet te maken met een crisis in de zin van een economische crisis of een levercrisis, die beide van voorbijgaande aard zijn. We worden met iets veel ergers geconfronteerd. Maar toch blijft de toekomst open. Wat op de dagorde staat, is de strijd en niet een treurige berusting.
Volgens het internationaal geosfeer-biosfeer programma hangt de duurzaamheid van de menselijke beschaving af van negen ecologische parameters. Voor elke parameter kan men een gevarengrens bepalen die niet mag overschreden worden. Het enige positieve punt is de huidige heropbouw van de ozonlaag. Voor twee parameters is de gevarengrens niet gekend. Voor drie van de zes andere is de grens overschreden: de neergang van de biodiversiteit, de verstoring van de stikstofcyclus en de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer.
We beperken ons tot de klimaatsverandering: het kantelpunt wordt door wetenschappers gesitueerd tussen +1°C en +4°C (ten opzichte van het pre-industrieel tijdperk), hierboven zal de ijskap op Groenland verbrokkelen, wat uiteindelijk een stijging van het zeewaterpeil met zeven meter zal meebrengen. Sedert 2016 zitten we boven een opwarming van +1°C; we bevinden ons dus in de gevarenzone. In ieder geval zal het zeewaterpeil, zonder drastische maatregelen, 60 tot 80 cm stijgen in de komende decennia. Meerdere honderden miljoenen mensen zullen hierdoor moeten verhuizen.
We hadden deze tragische situatie kunnen vermijden door te beslissen tot een drastische daling van de uitstoot van broeikasgassen in de nasleep van de Conferentie van Rio in 1992. Maar de uitstoot stijgt meer dan ooit. 2017 is een recordjaar met een toename van 3,7%! Bij het huidige ritme zal het koolstofbudget om twee kans op drie te hebben dat we niet boven een opwarming van 1,5% komen, in 2030 opgebruikt zijn en dat voor 2°C in 2050.
De “collapsologen” besluiten hieruit dat de instorting onvermijdelijk is en nu al gestart. (2) Ze volgen de analyse van Jared Diamond: de maatschappij zaagt zelf de ecologische tak af waarop ze zit en ze zal dus instorten zoals dat met menselijke maatschappijen in het verleden is gebeurd (Paaseiland, de Maya cultuur).
Wat betekent dit? Het gaat niet zomaar om het ineenstorten van een politieke staatsstructuur zoals die van het Romeinse Rijk, maar om een ecocide waarbij het “draagvermogen” wordt overstegen, met het verdwijnen van een groot deel of zelfs de meerderheid van de bevolking. De metafoor van het Paaseiland maakte deze stelling populair. Volgens Diamond was het aantal Paaseilanders gestegen tot 30.000. Ze zouden hun ecosysteem vernield hebben door de grote palmbomen om te hakken om hun standbeelden te verplaatsen waarna 4/5 van de bevolking verdwenen is. Vandaag bevindt de planeet zich in een vergelijkbare situatie. We staan op het punt van de instorting.
Pablo Servigne en Raphaël Stevens nemen deze visie over. Probleem is dat de zaken niet zo zijn gelopen op het Paaseiland. Het staat nu vast dat er nooit meer dan 3500 inwoners waren op het Paaseiland. De grote palmbomen zouden verdwenen zijn doordat de Polynesiërs ratten hadden ingevoerd. Sociale factoren verklaren het mysterie van het stopzetten van de productie van beelden. De beschaving op het Paaseiland kreeg de genadeslag door een externe oorzaak: raids van slavenhandelaars hebben de bevolking gedecimeerd.
Specialisten van de verschillende voorbeelden aangehaald door Diamond, hebben een merkwaardig collectief boek gepubliceerd: Questioning Collapse. (3) Dit is een wetenschappelijk werk, niet geschreven voor een breed publiek en daardoor had het minder weerklank dan Ondergang.
Waarom blijven wetenschappers zoals Pablo Servigne en Raphaël Stevens dan Diamond citeren? Waarom vermelden ze Questioning Collapse niet, waarin de stelling van een ecologisch instorten van maatschappijen wordt onderuit gehaald? Ze kunnen dit doen omdat voor de huidige toestand, de “collapsologen” gelijk hebben. De vernietiging van het ecosysteem maakt de dreiging van een instorting reëel. Ecosocialisten delen deze bezorgdheid. Maar we zijn het helemaal niet eens met de gelatenheid waarmee die instorting als onvermijdelijk wordt aanvaard.
In een interview verklaart Pablo Servigne dat die onvermijdelijk is op basis van een “geheel van wetenschappelijke bewijzen”. (4) Dit valt zeker te betwisten. Wanneer specialisten van de ecologische bedreigingen buiten het domein van de strikt wetenschappelijke feiten treden, dan komen er twee grote richtingen naar boven.
De eerste is die van de onderzoekers voor wie de groei een heilige koe is. Ze geloven dat dat met mirakel technologieën catastrofe kan worden vermeden, zonder ook maar iets te wijzigen aan het economisch systeem. Deze richting vormt veruit de meerderheid. In het vijfde rapport van het IPCC (dat een synthese maakt van bestaand onderzoek) mikken 90% van de scenario’s op een opwarming beneden de 2°Cen ze steunen op de hypothese van massaal gebruik van bio-energie met opvang en opslag van koolstof (een vorm van geo-engineering vol ecologische en sociale risico’s).
De tweede richting is in de minderheid en wordt vertegenwoordigd door onderzoek.st.ers voor wie de groei een ramp is maar ze leggen de verantwoordelijkheid hiervoor bij de mens als soort. Technologie en sociale productie zouden volgens hen per definitie productivistisch zijn. Het idee dat de huidige maatschappij recht naar de afgrond gaat omdat het doel van die maatschappij erin bestaat winst te genereren voor de kapitalisten die onderling strijden voor marktaandelen, komt niet eens op in hun brein. En dus is volgens die mensen een daling van het bevolkingscijfer de enige oplossing. Sommigen stellen zelfs dat de mensheid de Aarde ziek maakt. Zij hebben het minder moeilijk zich voor te stellen dat de menselijke soort zou verdwijnen dan zich het verdwijnen van het kapitalisme voor te stellen, kapitalisme dat nog maar twee eeuwen oud is …
In het algemeen zien beide richtingen de sociale verhoudingen van de kapitalistische maatschappij als natuurwetten. De “collapsologen” van hun kant bekritiseren “de wetenschap” niet op dit punt, ze imiteren ze gewoon.
In het geciteerde interview met Pablo Servigne, legt hij uit dat de instorting onvermijdelijk is omdat “onze maatschappij steunt op fossiele brandstoffen en ook op het systeem van de schuld”, ”het systeem heeft steeds meer groei nodig om te kunnen functioneren” maar “zonder fossiele energie is er geen groei meer”, “de schulden zullen nooit meer worden terugbetaald” en dus “zal heel ons socio-economisch systeem instorten”. Het boek van Stevens ontwikkelt dezelfde analyse.
Maar men mag de appelen van de fossiele brandstof niet verwarren met de peren van de schuld! De fossiele bedrijven en hun aandeelhouders willen niet stoppen met het ontginnen van fossiele voorraden omdat hierdoor de financiële zeepbel zou barsten, OK. Maar die zeepbel bestaat uit fictief kapitaal. Zij is het resultaat van speculatie en heeft niets met de wereld van de fysieke werkelijkheid te maken. Er is geen enkele natuurwet die stelt dat het barsten van die koolstof zeepbel door de rest van de maatschappij moet worden betaald. En geen enkele natuurwet stelt dat de enige manier om te ontsnappen aan die dreiging, erin bestaat “dit te betreuren” en zich terug te trekken op het platteland om er in kleine gemeenschappen weerstand te bieden (dit zijn interessante experimenten, maar dat ligt nu niet ter discussie). Het is aan de aandeelhouders om op te draaien voor de kosten van die warboel en het schuldenprobleem op te lossen.
Meer dan de helft van de uitstoot van broeikasgassen gebeurt door de tien procent rijksten van de wereldbevolking. Met andere woorden: meer dan de helft van het energieverbruik dient om aan de behoeften van de rijken te voldoen. Voegen we daarbij de energie voor de productie van wapens (om de belangen van de rijken te verdedigen) en van producten met een inbouwde korte levensduur (om de winsten van de rijken te vergroten), en ook de verspilling van bijna de helft van de wereldvoedselproductie (vooral veroorzaakt door de wedloop voor winst ingesteld door de rijken). Zo wordt de analyse totaal verschillend. Is de toestand zeer ernstig? Ja! Is er en kans op instorting? Jazeker. Maar dat is niet “onvermijdelijk”. Het kan onvermijdelijk worden wanneer we er niet in slagen antikapitalistische antwoorden af te dwingen. Dat is geen klein verschil! Het opbouwen van alternatieve gemeenschappen en praktijken, moet daarom verbonden worden met een sociale strategie en met antikapitalistische strijd, om de projecten van uitbreiding van het fossiele kapitaal te verhinderen.
De “collapsologen” willen dit simpele besluit niet trekken maar daardoor komen ze op een hellend vlak terecht: het vlak van fatalistische berusting tegenover het risico dat honderden miljoenen mensen de vernietiging van het milieu door de waanzin van de kapitalistische groei met hun leven zullen betalen. In hun boek spreken Servigne en Stevens zonder enige afstand of kritische zin, over de kans dat meer dan de helft van de wereldbevolking zal instorten. Hun fatalistische oproep “tot berusting” zou wel eens erg sinister kunnen klinken.
Dit afglijden vloeit precies voort uit het feit dat de “collapsologen “ de sociale verhoudingen “naturaliseren” net zoals de aanhangers van de tweede oriëntatie die ik hierboven heb vermeld en waarvan sommigen ( Diamond bijvoorbeeld) neo-malthusiaan zijn. De onzekere antwoorden van Servigne over Malthus zijn betekenisvol: hun “collapsologisch” denkraam verhindert ze te begrijpen dat de auteur van The Population Principle geen ecologist avant la lettre was maar de cynische ideoloog van het uitschakelen van de armen ten voordele van de accumulatie van rijkdom. (5)
In een tweede werk (geschreven samen met Gauthier Chapelle) gaat Pablo Servigne verder in op de ideeën van Kropotkin in verband met wederzijds hulpbetoon in de natuur. (6) Dat is belangrijk. Met name het feit dat samenwerking een typisch kenmerk is van Homo sapiens als sociaal wezen. Het kapitalisme steunt op de strijd van allen tegen allen is dus een tegennatuurlijke productiewijze. Laat ons hopen dat die vaststelling het voor onze “collapsologen” zal mogelijk maken om uit hun treurige berusting te treden.
Maar het volstaat niet om een beroep te doen op de biologie. De menselijke natuur bestaat alleen concreet in haar historische vormen. Echte wederzijdse hulp, die spontaan maar vluchtig kan ontstaan bij rampen, kan alleen verstevigd worden door de zelforganisatie van de strijd tegen de kapitalistische vernieling. Uiteindelijk zullen we moeten, om de overhand te halen, de fundamenten leggen voor een andere maatschappij die vertrekt van het voldoen aan reële menselijke behoeften, democratisch en met voorzorg bepaald, met respect voor de ecosystemen. Dit gevecht en deze historische vorm noemen we het ecosocialisme.
Voetnoten
1. ↑ Daniel Tanuro, ESSF, Crise socio-écologique : Pablo Servigne et Rafaël Stevens, ou l’effondrement dans la joie.
2. ↑ Ondergang: waarom zijn sommige beschavingen verdwenen en hoe kan de onze haar ondergang voorkomen? Utrecht: Het Spectrum, 1ste druk 2005, 10de druk 2013
3. ↑ Questioning Collapse. Human Resilience, Ecological Vulnerability, and the Aftermath of Empire, Patricia A. McAnany et al., Cambridge University Press, 2010.
4. ↑ Reporterre, 7 mei 2015
5. ↑ Interview met Contretemps, 7 maart 2018. De collapsologen zeggen dat de arme bevolking uit het Zuiden minder zwaar zal worden getroffen omdat hun levenswijze minder kunstmatig is. Helaas zien we voor onze ogen vandaag het omgekeerde gebeuren.
6. ↑ L’entraide. L’autre loi de la jungle, Pablo Servigne et Gauthier Chapelle, Les liens qui libèrent, 2017.
Bron : SAP-ROOD
Geen opmerkingen :
Een reactie posten