Wordt quinoa de nieuwe aardappel? Wel als het aan Rens Kuijten ligt. Onder de naam Dutch Quinoa Group teelt hij samen met partners het van oorsprong Zuid-Amerikaanse gewas op Nederlandse bodem. “Het duurde tientallen jaren voordat de aardappel op de kaart stond. Zo moet je quinoa ook de tijd gunnen”, aldus Kuijten.
12-02-2018 12:33 | DOOR: CHRIS THIJSSEN
Quinoa is een graanachtig gewas dat oorspronkelijk uit het Andes-gebied in Zuid-Amerika komt. De zaadjes van de quinoa-plant kunnen onder meer worden gekookt, gemalen of gepoft.
Het zaadje wordt vaak omschreven als ‘superfood’, te danken aan zijn voedingswaarde. Zo is quinoa, met negen essentiële aminozuren, een bron van hoogwaardig eiwit en rijk aan vezels, ijzer en magnesium. Dat maakt het product interessant voor vegetariërs, sporters, kinderen en ouderen. Daarnaast is het voedingsmiddel van nature glutenvrij en dus geschikt voor mensen met glutenintolerantie. Ook heeft quinoa in tegenstelling tot bijvoorbeeld aardappelen, pasta en rijst een lage glycemische index, waar mensen met suikerziekte van kunnen profiteren.
Het grootste deel van de quinoa die we in Nederland eten, komt uit Zuid-Amerika. Zo wordt bijna 90 procent van de quinoa in ons land, zo’n 4,1 miljoen kilo, uit Peru geïmporteerd. Dat bleek onlangs uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Ook landen als Bolivia (ruim 0,9 miljoen kilo) en Chili (0,4 miljoen kilo) zijn grote leveranciers. Een kleiner deel importeren we uit landen als het Verenigd Koninkrijk en Spanje. Maar volgens het CBS speelt ook Nederland een belangrijke rol op de Europese quinoamarkt als het gaat om export. Zo was Nederland in 2017, met 3,45 miljoen kilo, de grootste exporteur van quinoa in de EU. De geëxporteerde quinoa komt voor een deel voort uit geïmporteerde quinoa, die na verwerking ons land weer verlaat. Maar sinds enkele jaren wordt er in Nederland ook quinoa geproduceerd.
"Diversiteit in onze akkerbouwmatige teelt is na de oorlog behoorlijk teruggelopen"
Dutch Quinoa Group
Dat gebeurt hoofdzakelijk door telers van de Dutch Quinoa Group, die het gewas hebben toegevoegd aan hun bestaande teeltpakket. Oprichter van de teeltgroep is Rens Kuijten, die vanuit zijn eerdere werk in de melkveehouderij en diervoederindustrie zeventien jaar geleden in aanraking kwam het hardnekkige onkruidgewas melde. “Van dit plantje komen we maar niet af. Ik vond dit interessant en deed er wat meer onderzoek naar. Toen bleek dat de plant, dus een van de meest voorkomende onkruiden in Europa, een volle zus is van quinoa. De twee planten zijn zelfs bijna niet van elkaar te onderscheiden. In de geschiedenisboeken vond ik terug dat melde vroeger veel in Spanje werd gegeten, vooral door armere delen van de bevolking. Daarnaast bleken de onkruidplant en quinoaplant verwant te zijn aan de spinazieplant, en waren ook de bladeren eetbaar. Net als melde kan quinoa bovendien goed tegen koude en droogte.”
Na deze bevindingen legde Kuijten contact met Wageningen University & Research (WUR), die sinds de jaren negentig al een veredelingsprogramma uitvoerde om quinoa geschikt te maken als gewas voor de akkerbouw in Europa. “Zij kregen destijds al van de overheid de opdracht om te kijken naar tien nieuwe teelten die interessant konden zijn om akkerbouwers in de toekomst wat meer diversiteit te bieden”, aldus Kuijten. “Dat is nodig, want de diversiteit in onze akkerbouwmatige teelt is na de oorlog behoorlijk teruggelopen. ‘Nooit meer honger’ was destijds het devies, dus werd de focus gelegd op genoeg en betaalbaar eten. Die aanpak is zeer succesvol geweest, maar is ten koste gegaan van een aantal zaken, zoals biodiversiteit, mondialisering en bodemvruchtbaarheid. Nu moet die focus weer worden verlegd naar de lange termijn.”
Na lang onderzoek naar de marktkansen van quinoa zegde Kuijten zijn baan op en startte hij in 2014 een pilot met dertien telers, verspreid over heel Nederland. Op die manier konden verschillende teelttechnieken, grondsoorten en klimatologische verschillen worden getest. De pilots verliepen, op een paar mislukte oogsten na, succesvol en het aantal telers breidde zich uit. Inmiddels telen er zo’n veertig Nederlandse telers quinoa.
Sinds een paar jaar ligt de quinoa onder de merknaam LoLa Quinoa (afgeleid van Lowlands, red.) in de schappen van een aantal supermarkten, zoals Albert Heijn en Deen. De consument vindt de ‘neder-quinoa’ daarnaast in verschillende gerechten van La Place. Ook is het product te koop bij de groothandels Sligro en Bidfood. Voor de voedselverwerkende industrie zijn er daarnaast andere varianten beschikbaar, zoals quinoameel en gepofte quinoa-pops.
Duurzame teelt
De quinoa is niet alleen interessant vanwege zijn voedingswaarde, maar ook door de duurzame manier van telen. “De telers werken op een manier waarop ze dat over honderd jaar nog steeds kunnen doen”, legt Kuijten uit. “Ze gebruiken dus geen bestrijdingsmiddelen. Omdat quinoa een zusje is van een onkruidgewas is de plant erg gevoelig voor veel onkruidbestrijdingsmiddelen; de meeste van deze middelen zijn in feite gemaakt om quinoa – of eigenlijk de zus - tegen te gaan. Daarnaast past het gebruik van dit soort middelen niet in de filosofie van het product. Quinoa is juist bedoeld om qua gezondheid en duurzaamheid iets toe te voegen. Dat willen we dan ook met zo min mogelijk chemie doen.”
In Nederland worden volgens Kuijten al relatief weinig middelen gebruikt, en als het gebeurt, is het vaak een laatste redmiddel. Maar soms kunnen telers daar nog veel verder in gaan, stelt hij. “Omdat quinoa een nieuwe teelt is, kun je als ketenregisseur met andere partijen aan tafel gaan om die keten vanaf het begin op te tuigen en zelf bepalen wat wel en niet mag en hoe we het willen.” Doordat de telers geen middelen gebruiken, moeten we veel meer preventief denken, legt Kuijten uit. “We leren ook snel te anticiperen als er iets fout dreigt te gaan. Je moet creatief worden om het gewas gezond te houden. We proberen dus een teeltmethode te ontwikkelen, waarbij de plant zo sterk en gezond mogelijk wordt gehouden. Dat moet ertoe leiden dat de plant zo min mogelijk gevoelig is voor bepaalde aandoeningen of onkruid geen kans krijgt en je niet eens hoeft te bestrijden.”
Zo weten de telers dat ze, om insecten weg te houden, niet te veel moeten bemesten. Daarnaast kijken ze naar ‘wilde verklikkers’, zoals de melde. De onkruid-zus van quinoa groeit tussen de planten, maar is gevoeliger voor bepaalde schimmels en insecten dan de quinoaplant. “Als de melde ernstig ziek wordt, weet ik dat we voor quinoa moeten ingrijpen. Het is een soort alarmsysteem.”
"Het halen van eiwitten uit dierlijke producten, is niet houdbaar"
Biologische eiwitwaarde
Een onmisbaar gewas, zo noemt Kuijten quinoa. Niet alleen op het dagelijkse menu van de westerse consument, maar ook als onderdeel van een wereldwijd gezond voedselsysteem. “De eiwitvoorziening is belangrijk, zowel voor mens als dier. Ik kom zelf uit de veehouderij, maar eiwitten vooral halen uit dierlijke producten, is niet houdbaar. Plantaardige eiwitten worden dus heel belangrijk. Quinoa biedt daarvoor wat hem betreft toegevoegde waarde. “Quinoa heeft alle essentiële aminozuren in een bijna perfecte verhouding en is daarmee als van de weinige in het plantenrijk een volwaardige eiwitbron. Dit in combinatie met de verteerbaarheid ervan wordt ook wel de biologische waarde van eiwit genoemd, en juist die is belangrijk.” De biologische eiwitwaarde van quinoa komt volgens Kuijten zelfs in de buurt van melkeiwit.
De quinoa-rassen die de Dutch Quinoa Group in Nederland teelt, zijn volgens Kuijten uniek ten opzichte van de import uit Zuid-Amerika. “Naast het feit dat onze quinoa hier in Nederland wordt geteeld, conform onze Nederlandse maatschappelijke normen en waarden, leveren de Wageningse rassen niet-bittere quinoa. Daardoor hoeven wij de quinoa-zaden niet te polijsten en te wassen om bitterstoffen in het buitenste laagje te verwijderen, maar kunnen we de quinoa helemaal volkoren houden. Dit zorgt voor een goede ‘bite’ en smaak, een hoger vezelgehalte. Ook leidt het product tot gebruiksgemak, omdat de consument of de voedingsproducent de zaden niet meer hoeft te spoelen voor gebruik.”
Diversiteit in de akkerbouw
Een ander voordeel dat quinoa met zich meebrengt, is voorzien in de behoefte vanuit de akkerbouw voor meer diversiteit. “Het is een nieuwe gewasoptie, die de bodem vruchtbaar houdt, en die telers minder afhankelijk maakt van een klein aantal gewassen. Graan is een noodzakelijk rustgewas om aardappelen en bieten te kunnen blijven telen, maar het levert financieel niets op. Quinoa kan dat deels veranderen.”
Ook buiten Europa biedt het gewas kansen, stelt Kuijten. “Zoetwaterbeschikbaarheid is een belangrijke beperkende factor van voedselproductie. Dat terwijl er wereldwijd veel gebieden zijn waar weinig zoet water is; verzilting is gaande. Veel gewassen die ook een belangrijke eiwitbron vormen, zoals peulvruchten, kunnen slecht tegen verzilting. Maar quinoa kan daar prima tegen. Op veel plekken in de wereld kan dit gewas waarschijnlijk beter gedijen en meer opbrengen dan peulvruchten of granen.”
"Wil je echt de nieuwe aardappel of mais maken, dan moet je het lokaal op grote schaal kunnen produceren"
Aardappel 2.0
Quinoa is dan ook geen hype, die over een paar jaar weer voorbij gaat, weet Kuijten vrijwel zeker. Hij vergelijkt het gewas ook wel met de aardappel. “De aardappel is een gewas dat we als ‘echt Hollands’ bestempelen, maar het gewas kwam oorspronkelijk niet voor in Europa, net als mais, aardbeien, asperges en veel peulvruchten. De aardappel komt oorspronkelijk zelfs uit dezelfde streek als quinoa: Zuid-Amerika.”
Het succes van de aardappel in Nederland is volgens Kuijten de lokale productie geweest. “We zijn het product veel gaan consumeren en het is betaalbaar geworden, doordat we het lokaal hebben kunnen telen en opschalen. Daardoor kun je de productie verhogen en de efficiëntie verbeteren. We hebben de hele technologie en infrastructuur om die lokale keten heen ontwikkeld, doordat we allerlei partijen uit de keten konden betrekken. Dat heeft ervoor gezorgd dat die vooruitgang erg snel ging.”
Die potentie heeft quinoa ook, stelt Kuijten. Volgens hem is het gewas op grote schaal in Europa te telen, waaronder in Nederland. “De complete keten is hier uit te voeren. Het eerste deel van die keten hebben we zelf vormgegeven. Het R&D-gedeelte ligt vooral bij genetica, en daar heeft de WUR al een basis voor. Dat programma wordt steeds groter.” Dat is mede te danken aan de Dutch Quinoa Group, die met de universiteit heeft afgesproken een deel van zijn opbrengsten te investeren in het quinoaprogramma. Het budget van de WUR groeit dus met de grootte van het productievolume.
Maar ook aspecten als teeltmanagement, oogst, logistiek, verwerking en productontwikkeling zitten volgens Kuijten in een sneltreinvaart. “Het zal wel een tijdje duren voordat Nederlands-Europese quinoa het grootste marktaandeel heeft, maar we zijn wel absoluut een aanjager hiervoor. Dus het feit dat het ineens een lokaal product wordt in plaats een exotisch product, maakt het verschil om een markt te veroveren. Wil je echt de nieuwe aardappel of mais maken, dan moet je het lokaal op grote schaal kunnen produceren. Quinoa is eigenlijk nog steeds hartstikke nieuw in Nederland: de markt is nieuw, de teelt is nieuw. Maar als ik kijk waar we nu staan, dan zijn we eigenlijk al verder dan de eerste maisproductie in de jaren dertig en veertig in Nederland”, aldus de oprichter.
“Je moet je bij dit soort ontwikkelingen echt richten op de lange termijn en honderd jaar vooruit denken. Het heeft tientallen jaren geduurd voordat de aardappel of mais op de kaart stond. Zo moet je quinoa ook de tijd gunnen. Het kost gewoon generaties voordat quinoa net zo volwassen is. Maar als je het aandacht geeft, dan groeit het wel.”
Geen opmerkingen :
Een reactie posten